Textiel

Textiel is letterlijk "al wat geweven is". Het woord is afgeleid van het Latijnse woord "texere" dat weven betekent.

In het moderne spraakgebruik wordt textiel veel ruimer gebruikt: textiel is een materiaal, dat bestaat uit filamenten (eindloze draden) of vezels (korte stukjes draad). Textiel is praktisch altijd vervormbaar en kan een, twee- of driedimensionaal zijn.

De samenhang in het textiele materiaal ontstaat door de grondstoffen te spinnen, twijnen (of kableren of slaan), weven, breien, knopen, vlechten of door er vilt (een soort harig vlies) van te vormen.

Na het spinnen is een eendimensionale textiel ontstaan: het garen. Ook getwijnde, gekableerde of geslagen textiel (twijn, touw of kabel) noemen we eendimensionaal omdat de dikte vergeleken met de lengte zeer klein is. Gebreide, geweven, gevlochten en geknoopte textiel gaat uit van garen en is meestal tweedimensionaal en in uitzonderingsgevallen driedimensionaal (afstandsweefsel of breisel, slangen, en zakken). Gevlochten textiel is een- (koord), twee- (band) of driedimensioneel (omvlechtingen). Bij de vliesvorming is in tegenstelling tot de andere technieken geen garen nodig. Ook met losse vezels kan een textiel materiaal gevormd worden (o.a vilt). Vliezen zijn tweedimensionaal.

Van textiel worden onder andere kleding (waaronder bedrijfs- en beschermende kleding), huishoudtextiel, woningtextiel, technische textiel, geotextiel, rubberversterking en kunststofversterking gemaakt. Verder wordt textiel in allerlei hobby´s en in de kunst toegepast.

De ontwikkeling van spinnen en weven van katoen is vanaf 3400 v.Chr. in Egypte begonnen. Ook de zijdecultuur kan bogen op een lange geschiedenis, vanaf 2600 v.Chr. wordt in China zijde gesponnen en tot stoffen geweven. Er zijn bronnen die veronderstelling dat de textiel- en weefkunst al veel ouder is (20.000 v.Chr.), uit een van de belangrijkste vondsten van de laatste decennia, de ijsmummie Ötzi, blijkt in ieder geval dat hij in die tijd (3100 v Chr.) nog geen geweven textiel droeg.

Bron: Wikipedia